PieterJan Mellegers
Foto's: Juan Carlos Merino
Het lijkt op een vraag uit Triviant:
wat is de overeenkomst tussen Eduard van Woodstock (1330-1376) en een
levendbarend visje uit Mexico? Antwoord: ze hebben allebei de bijnaam
'Zwarte Prins'. Van het visje zijn de vinnen zwart, van de prins weten
we niet eens zeker waar de bijnaam vandaan komt. Hij ging als een beest
te keer op het slagveld, dat wel. En zijn Mexicaanse naamgenoot kunnen
we gerust een 'vorstelijk' visje noemen.
Characodon audax (v) met zilverachtig lichaam en
prachtige zwarte vinnen doet misschien enigszins denken aan een ridder
in harnas?
Het is een parmantig en fel visje, klein
maar dapper. Het stond al sinds 1984 voorlopig bekend als
Characodon spec. 'Coahuila'. Het heeft echter lang geduurd
voordat het beschreven werd. Als aquariumvis was het aanvankelijk een
succes: de soort paste zich goed aan en kweekte regelmatig door. Dat is
ook wel nodig, want in de natuur geldt Characodon audax als een
bedreigde soort. Zoals vaak het geval is met hooglandkarpers, hangt dat
samen met het kleine verspreidingsgebied. Hij wordt alleen gevonden op
de plaats waar El Ojo de Agua de las Mujeres uitstroomt in El Tobosa in
de provincie Durango in Mexico.
In Engeland kreeg deze vis zijn
bijnaam 'Zwarte Prins', die ook in Duitsland overgenomen is. Misschien
omdat de kleuren doen denken aan een ridder in een blinkend harnas met
zwarte mouwen? De mannetjes hebben namelijk een uitgesproken tekening:
de ongepaarde vinnen zijn diepzwart. De romp is zilverachtig grijs, wat
een prachtig contrast oplevert. De vrouwtjes zijn zilverachtig met
zwarte spikkels, die zich tot een onduidelijke band verdikken die over
het midden van de romp loopt. De maten in de literatuur en mijn eigen
waarnemingen lopen uiteen van 3 à 4,5 cm voor de mannetjes en 5 à 5,5 cm
voor de vrouwtjes. De onderkant van de romp kan, net als bij
Characodon lateralis, naar rood neigen. De lichaamsvorm is goed
uit de foto’s op te maken. Merk op hoe ver de rugvin naar achteren
geplaatst is. De bek is bovenstandig. In verband daarmee is het logisch
dat Characodon audax zelden voedsel van de bodem op zal nemen.
Een pasgeboren jong is dan ook veilig zo lang het op de bodem ligt. Als
het zich laat opjagen, hapt een soortgenoot wel toe.
Characodon lateralis (m en
v)
C. audax kan het beste in een
soortaquarium gehouden worden. De soort wordt erg schuw als er andere
vissen in de bak zwemmen. Ze kan wat bijterig zijn naar andere vissen.
Van Corydoras, die in dezelfde bak rond zwommen, werden de
rugvinnen op den duur aangevreten. Ook een combinatie met Characodon
lateralis moet ten zeerste afgeraden worden, aangezien er grote kans
is op bastaardering. Onderling zijn de mannetjes van C. audax ook
nogal vechtlustig. Het lijkt erop dat ze een rudimentaire vorm van
territorium nastreven. De gevechten zijn overigens nooit ernstig,
integendeel. Hierdoor is er altijd wel wat te zien in de bak, omdat de
mannetjes zich niet, zoals de vrouwtjes, voortdurend in de begroeiing
ophouden. Wat de temperatuur betreft: zoals hun naam al zegt, leven
hooglandkarpers in het hoogland, waar de temperaturen vaak niet zo hoog
worden. Ze worden in aquaria vaak te warm gehouden. Rond de 20° C is
voor deze vissen warm genoeg, hoewel in de literatuur vaak 20 - 24° C
opgegeven wordt.
Kijk eens in het gastenboek... en schrijf er
zelf wat in!
De cijfers met betrekking tot de
voortplanting lopen ietwat uiteen. In Livebearing Fishes van
John Dawes staat: "... kleine worpen van 10 - 15 jongen om de acht
weken, maar ook worpen van 59 zijn gemeld (door Derek Lambert)". Dit
stemt wel overeen met mijn ervaringen. Met dien verstande, dat eerste
worpen kleiner zijn (4 à 6 jongen). Het schijnt vaak voor te komen dat
de vierde worp erg groot is, waarbij de vrouwtjes een soort "prolaps"
(uitzakking) oplopen en niet meer geschikt zijn voor de voortplanting.
Peter Scott geeft in 'A Fishkeeper’s Guide to Livebearing Fishes' 6 mm
als maat voor de pasgeborenen op. Mijn ervaring is dat de jongen groter
zijn: 10 à 13 mm. Wat de geboorte zelf betreft: sommige jongen komen met
de kop eerst, andere met de staart. Bij de meeste zijn nog duidelijk
twee "trofotaeniën"
waar te nemen, die uit de anaalstreek komen.
Characodon lateralis, pas geboren jong,
waarbij de restanten van de trofotaeniën duidelijk te zien
zijn
Het gedrag van de jongen vlak
na de geboorte is heel verschillend. Bij sommige worpen liggen ze
minuten lang op de bodem, waarna ze zich moeizaam naar de oppervlakte
werken om hun zwemblaas te vullen. U begrijpt dat u ze kunt helpen door
veel groen in de bak te plaatsen, vooral drijfplanten, zoals
watervorkje. Bij andere worpen zijn de jongen kort na de geboorte al
heel snel actief. Ze eten direct al kleine muggenlarven, grindalwormpjes
en microwormpjes en schieten als een pijl weg als ze genaderd worden
door andere vissen. De zwakkere jongen zijn vooral afkomstig van vroege
worpen. Bij volgende worpen zijn er meer jongen en zijn ze actiever.
Helaas komt het voor dat ook de moeders dan actiever zijn en ze opeten.
Ik adviseer vooral geen broedbakjes te gebruiken, want dat betekent dat
de vrouwtjes eerder geneigd zijn hun eigen kroost op te eten. De kleine
ruimte zorgt ervoor dat de jonge visjes geen kant uit kunnen. Er bestaan
weliswaar broedbakjes met een rooster, waar de jongen doorheen vallen,
maar de meeste audaxjes zijn te groot voor de tralies en trouwens, hoe
kunnen ze dan naar het wateroppervlak om hun zwemblaas te vullen?
Characodon lateralis (m)
Voor zijn voeding neemt de ’Zwarte Prins’
(en trouwens ook de prinses!) alles aan wat leeft en in zijn (haar) bek
past. Ook droogvoer wordt enthousiast verorberd. Een aanvulling met
groenvoer is eveneens welkom. Hiervoor gebruik ik verkruimelde TabiMin,
de tabletvormige voeding die voor Corydoras bedoeld is.
Een matig beplant aquarium van 60 cm met
een stuk of twintig audaxjes is een prachtig gezicht. Bij zo’n flinke
bezetting zijn vooral de mannetjes steeds goed te zien. De voortplanting
kan dan al zo voorspoedig verlopen, dat u exemplaren weg zult moeten
geven. Aangezien het hier om een bedreigde soort gaat, is het goed dat u
uw vissen aan serieuze kwekers doorgeeft, te meer daar de
doorkweekmogelijkheden terug lijken te lopen.
Characodon
audax behoort tot de hooglandkarpers of Goodeidae. De
mannetjes zijn niet, zoals guppen en molly's, uitgerust met het
staafvormige "gonopodium", maar met een los flapje aan de anaalvin, dat
"andropodium" heet. Hiermee duwt het mannetje het sperma in de
geslachtsopening van het vrouwtje. De zaadcellen zijn niet in
zaadbolletjes samengepakt en er is ook geen voorraadbevruchting, zoals
bij leden van het geslacht Poecilia. De embryo’s ontwikkelen
voedingssnoeren ("trofotaeniën") vanuit de anale streek naar de wand van
de eierstok van het moederdier. Trofotaeniën bestaan uit een kern van
bindweefsel met bloedvaten, omgeven door eenvoudig epitheel. De
oppervlakte van het epitheel bevat talloze "microvilli", microscopisch
kleine uitstulpingen. Hierdoor kunnen ze voedings- en afvalstoffen
uitwisselen met de bloedsomloop van de moeder. Het systeem doet sterk
aan de navelstreng bij zoogdieren denken. De vorm en het aantal van de
voedingssnoeren is karakteristiek voor de soort. Characodons
hebben twee lintachtige trofotaeniën. |
Poecilia Nederland
is een vereniging die
zich specialiseert in levendbarende vissen. Zij probeert de kweek van
bedreigde soorten levendbarenden te coördineren. Serieuze kwekers kunnen
zo mogelijk exemplaren van deze vissen krijgen.
Het adres:Poecilia Nederland, werkgroep Levendbarende Tandkarpers, Secretaris Monique
Wilmsen, Meierijhoeven 80, 5244 HW Rosmalen Tel. 073 - 5236616
|
Dit artikel is
eerder geplaatst in het blad van de NBAT, Het Aquarium: tijdschrift
voor vivaristiek. De NBAT heeft ook een website: http://www.nbat.nl/home.html |
|